“Ik werd op het idee gebracht door een gebeeldhouwde voorstelling van de tarasque: dat is een huiveringwekkend dier uit Keltische legendes… Konden onze voorouders werkelijk hebben geloofd dat er zulke vreemdsoortige monsters bestaan?
Er waren nog maar weinig ontdekkingsreizigers in de Romeinse oudheid. De terra bleef daarom grotendeels incognita. Wel waren er in Rome al bijzondere dieren als olifanten en neushorens te zien geweest. Dus waarom zouden de Romeinen moeten twijfelen aan het bestaan van even fabelachtige dieren? Hadden de oude Grieken sommige van die beesten (medusa, centaurs, gorgonen…) niet al eerder en heel overtuigend beschreven? Ik hoefde uit het bestiarium van de mythologie maar een dier te kiezen waar het hele verhaal om zou draaien. Het werd de griffioen. Hij is half arend, half leeuw (met de oren van een paard) en heerlijk mysterieus. De Romeinen zouden het wel slikken, daar was ik niet bang voor. Maar de Galliërs? Hoe kunnen we Asterix, Obelix, Idéfix en druïde Panoramix zover krijgen dat ze zich laten meeslepen in een afmattende en met hindernissen bezaaide zoektocht naar
zo’n fabeldier?
Om dat te weten te komen, moet u het album lezen. Ik ben tenslotte niet de godin Wikipedia, die alles onthult.”
Door Hélène Bouillon, conservatrice van het museum Louvre-Lens en dokter in de egyptologie. Ze is specialiste in de betrekkingen tussen Egypte en het antieke Midden-Oosten en momenteel co-commissaris van de tentoonstelling Les Tables de pouvoir. Ze werkt aan een project rond fabeldieren.
“De griffioen is een in raadselen gehuld mythisch dier. En dat al 5000 jaar lang! De griffioen heeft het achterlijf van een leeuw en het bovenlijf van een roofvogel, compleet met snavel, klauwen, vleugels en de oren van een paard. Hij werd voor het eerst waargenomen in Iran: op kleizegels die dateren van ongeveer 3500 v.C.. Bij gebrek aan mythische teksten kent niemand de precieze betekenis van deze afbeeldingen. Wel is bekend dat ze wijd verspreid waren, want op Egyptische oogschaduwpaletten uit ongeveer dezelfde periode werden gevleugelde leeuwen met arendskoppen afgebeeld. De experts denken – onder voorbehoud – dat de griffioen in die tijd de brute krachten van de natuur verzinnebeeldde. Want hij is te zien met zowel wilde dieren ( leeuwen, stieren) als fabeldieren (halfslang, half-panter). In de 2e eeuw v.C. duiken afbeeldingen van de griffioen ook op in de Oriënt, in Anatolië en op Cyprus. Ze komen vooral voor op ivoren ornamenten van tronen en koninklijke bedden. Daar zitten ze met gespreide vleugels en zijn ze gekuifd. In diezelfde tijd maakt de griffioen ook gebruik van het handelsverkeer. Hij vaart op Kanaänitische schepen langs de kusten van Palestina, Syrië en Libanon. In de eerste millennia v.C. lift hij mee met de Feniciërs en de Grieken. Tevens is hij te zien rondom de Zwarte Zee, waar hij de wapens en het meubilair van nomadische volksstammen als de Scythen verfraait. De Grieken zagen griffioenen als de bewakers van de schatten van Apollo en Dionysus. In dezelfde periode wordt hij door de Hasjemitische Perzen gebruikt bij de decoratie van hun paleizen. In Anatolië vinden we hen ook terug, op de tronen en het kostbare vaatwerk van de Frygiërs en de Lydiërs.”
“De symbolische functie van de griffioen verandert, al naar gelang zijn reizen en de culturen van de uiteenlopende volken die hem omarmen. Hij symboliseert tegelijk kracht (zijn leeuwenlichaam), waakzaamheid (zijn priemende arendsblik) en wreedheid (de klauwen en de huiveringwekkende roofvogelsnavel). Voor de Egyptenaren symboliseert hij de zegevierende koning. Archeologen vonden hem voornamelijk op plaatsen die verband houden met de koninklijke invloedssfeer; de tempels naast de piramides uit het 3e millennium v.C.. De gouden borstsieraden uit het 2e millennium v.C. laten de koning ook wel zien als de griffioen die vreemde indringers afslacht. Ons woord ‘griffioen’ (5e eeuw v.C.) is afgeleid van het Griekse woord voor ’gekromd/gier.”
Sinds de allereerste afbeeldingen uit Iran heeft de griffioen, interessant genoeg, altijd dezelfde kop behouden. In de loop van zijn omzwervingen verandert die maar heel weinig. In het 1ste millennium v.C. pronkt de griffioen, naar het voorbeeld van de Mesopotamische demonen, met een paar puntoren. Daarmee wordt hij in de middeleeuwse bestiariums nog altijd afgebeeld. In die tijd en in de renaissance staat hij zo op wapenschilden. In de reisverhalen van Marco Polo wordt melding
gemaakt van gigantische griffioenen in India en Ethiopië. Die konden olifanten optillen, tegen de grond kwakken en opeten. Het beeld van de griffioen zoals weergegeven in Asterix en de griffioen, komt volmaakt overeen met afbeeldingen van hem uit het 1ste millennium. Hij ziet er helemaal uit zoals de Grieken en alle volken rond de Middellandse Zee hem tot op heden nog kennen. Hij heeft nog altijd die puntige oortjes. En hou je vast!: dit zou het grootste beeld van de griffioen zijn dat we kennen!”
© JC Moschetti